George van der Held
De Hollandse Jaren
George van der Held (1892-1952)
De Hollandse jaren
George werd geboren op 23 juli 1892 te Klaten, in de buurt van Samarang (Java). Johan George, zijn vader, had daar op dat moment een cacao- en rubberonderneming, genaamd Bodeg. George, de zoon van Johan George van der Held en Dorothea Anna Gertrudis Wijnmalen.
George en zijn jongere broer Wout, groeiden op in een streng koloniaal zakenmilieu. Hun vader was veel op reis en Anna liet de jongens voornamelijk opvoeden door de baboe, wat normaal was in de kringen waarin ze verkeerden.
De jongens kregen eerst les van een privé juf op de onderneming. Na de lagereschooltijd reisden de heren per trein naar de hbs te Samarang.
In 1911, na het behalen van zijn diploma, vertrok George naar Holland. Zijn ouders en Wout bleven in Indië. De toekomstige student kreeg een woning aan de P.C. Hooftstraat in Amsterdam toegewezen, die in het bezit was van zijn vader.
Het was de bedoeling dat hij een opleiding ging volgen aan de technische school aldaar, maar daar had George eigenlijk niet zo veel zin in. George was vanaf de boot uit Indië rechtstreeks per taxi naar de P.C. Hooftstraat gegaan, waar hij na het uitladen van zijn kisten en koffers, aanbelde.
Een dienstmeid met blonde krullen deed open. “Ik kom voor mevrouw van Briel, zij weet van mijn komst”, zei George verlegen. De meid liet hem binnen. George bleef onder aan de trap wachten, totdat het sein kwam om naar boven te komen.
Zijn zware bagage had hij inmiddels in de gang gezet. Janny, de dienstmeid, riep hem naar boven. George liep via de steile trap omhoog en klopte aan bij de kamer waar mevrouw van Briel plechtig in haar stoel zat. Ze was bezig met een handwerkje. Ze keek met een strenge blik naar George en vroeg om de brief die hij in zijn handen had.
Zonder een woord te wisselen opende ze de enveloppe en vouwde de brief open. Ze las hem zonder een blik op de jongen te werpen. “Zo, zo”, sprak ze op strenge toon, “Je vader vraagt of ik goed op je wil passen. Je gaat dus studeren aan de technische school?” “Dat zeker,” zei George meteen. “Je krijgt een gemeubileerde etage, zoals ik met je vader heb afgesproken. Ontbijten en dineren kun je als Janny je daarvoor roept.”
Na een kopje thee met haar te hebben gedronken, installeerde de jongen zich. Het was een prachtige kamer met een klassieke inrichting. Dit was hij thuis ook gewend. Zijn vader wist wel wat goed voor hem was.
George ging naar de middelbare technische school. Een deels private school, die afhankelijk was van schenkingen door rijke industriëlen. Hierop werd je alleen toegelaten als je van goede komaf was. De industriële afkomst van de familie werd als voldoende bevonden om hem toe te laten tot de school. Het was de bedoeling dat er de opleiding tot eerste machinist gevolgd werd, met als nevenrichtingen suikerschool en werktuigbouw. Met dit diploma zou George goed kunnen instromen op de onderneming van zijn vader.
Heel veel tijd om te studeren kreeg hij niet. In april 1911 kreeg George een brief van de ‘militie Amsterdam’, waarin stond dat hij zijn dienstplicht moest vervullen. Het lotingsstelsel was afgeschaft, dus vrijkopen kon niet meer. De jongen vond dit niet erg; veel zin in studeren had hij toch niet en het leger had hem altijd al aangetrokken. Op 20 juli moest hij daadwerkelijk opkomen bij de Oranjekazerne te Den Haag. Hij werd ingeloot bij het korps Grenadiers en Jagers.
Het was een zomerse dag, op 20 juli 1912. George stond op het perron van het centraal station in Amsterdam. Hij was er klaar voor. Zijn school en zijn etage aan de P.C. Hooftstraat waren even niet belangrijk; ze stonden als het ware in de wachtstand.
De trein kwam puffend aangereden en na het gepiep van de remmen kon de toekomstige militair instappen. De trein vertrok. De reis duurde eindeloos. Langzaam slingerde de trein door het Hollandse landschap. Tegen de middag kwam George aan bij de kazerne. Bij de poort werd hij welkom geheten door twee soldaten van de wacht. “Halt”, beval de kleinste van de twee jonge soldaten. “Ik kom me melden voor de officiersopleiding,” zei George nors, zoals hij sprak als hij onzeker was. “Loop maar door,” zei de andere wachter ongeïnteresseerd.
George liep naar binnen en sloot zich aan bij een groep andere rekruten. Na een halfuurtje verscheen er een onderofficier. Hij begon te schreeuwen, dat ze maar slappe burgers waren en dat aan dat saaie leventje snel een eind zou komen. Ze werden een gebouw ingejaagd. Enkele korporaals verwezen de jonge mannen naar hun nieuwe verblijven. Nadat de bagage op de bedden was geplaatst, werd onmiddellijk geroepen dat ze naar de appelplaats moesten rennen om aan te treden. De schreeuwende sergeant stootte klanken uit, de mannen begrepen er nog niets van.
In 1914 kwam de mobilisatie in het neutrale Nederland op gang. Ook George moest opkomen. Het Nederlandse leger was op het moment van uitbreken van de Eerste Wereldoorlog klein en slecht bewapend. Om de neutraliteitspolitiek te handhaven, was een sterk leger vereist. Bij een Duitse inval zou het leger geen schijn van kans hebben gehad, volgens de toenmalige opperbevelhebber, generaal Snijders. Het leger verschanste zich achter de Hollandse Waterlinie en de forten rondom Vesting Holland. Ook werd de grens bewaakt. Een groot deel van de troepen werd daarvoor ingezet. De taak van deze troepen was om de buitenlandse soldaten die de grens overkwamen, vaak deserteurs, te ontwapenen en naar interneringskampen over te brengen. Daarnaast had Nederland te maken met meer dan een miljoen Belgische vluchtelingen. Het leger nam de taak op zich om deze mensen op te vangen en te begeleiden naar kampen. De Duitsers hadden langs de Zuidgrens een lange prikkeldraadversperring aangelegd, om deserteurs en vluchtelingen tegen te houden. Deze draad werd de ‘dodendraad’ genoemd, vanwege het enorme voltage wat op de draad stond. Vele grensoverschrijders hebben de overgang niet overleefd. Zowel de Nederlandse als de Duitse troepen bewaakten deze grens intensief.
George werd na de mobilisatie ingedeeld bij het regiment Jagers. Inmiddels was het regiment gescheiden van de Grenadiers. De taak van de Jagers was om de regering en het koningshuis te beschermen. In 1915 werd hij overgeplaatst naar het 21ste regiment van de infanterie. Bij dit onderdeel werd de jonge sergeant Van der Held eerst bevorderd tot vaandrig en later dat jaar tot Tweede Luitenant. Van zijn vaders geld kocht hij voor 75 gulden een blauw officierstenue. Een voor die tijd behoorlijke uitgave. Bij zijn bevordering kreeg hij het jagerssabel uitgereikt.
George en Wout(er)
PC Hooftstraat rond 1911
Plotseling kwam de groep in beweging en kwam na een paar minuten tot stilstand bij een gebouw, waar de foerier zich bevond. Hier werd de kleding en het schoeisel uitgedeeld. Ze kregen een wit pak, een kepie en bruine schoenen. Dit was voorlopig de militaire uitrusting. Ook werden een pukkel en een riem met veldtassen uitgedeeld. Daarna vertrok de groep weer naar het gebouw van de compagnie. Van de sergeant kregen ze te horen dat ze werden opgeleid tot reserveofficieren bij de Grenadiers en Jagers. De Grenadiers werden omgevormd tot granaatwerpers en de Jagers (elitekorps) tot schutters. George en zijn compagnie behoorden tot de laatste groep. Zij zouden de regering en de koningin moeten beschermen in tijd van oorlog. Met zijn witte pakje had hij nog niet het idee dat hij bij de elite hoorde.
Er was op dat moment een enorm tekort aan officieren. Alle jongens met een hbs-diploma werden daarom opgeleid tot officier. Niet bij de KMA, maar bij een officiersschool. Reserveofficieren moesten de beroepsofficieren aanvullen in geval van oorlog. Tijdens de opleiding werd geschoold, geschoten en geoefend in militaire vaardigheden. Op het militair schietterrein ‘De Harskamp’ ontdekte George dat hij goed kon schieten. Zijn karabijn trof bijna altijd doel. De onderofficieren waren zeer tevreden over de rekruut. Al snel werd duidelijk dat hij beroepsmilitair zou worden. George vond het prachtig. De opleiding werd snel doorlopen en door zijn getalenteerd leiderschap werd hij in 1912 eerst bevorderd tot korporaal en later dat jaar tot sergeant. Regelmatig ging George op verlof om met zijn studie verder te gaan. Dat ging maar zeer langzaam. Hij gaf voorrang aan zijn opleiding tot officier.
De Oranjekazerne tijdens de Eerste Wereldoorlog
Links op de foto, rekruut George
Het regiment oefende veel; schieten, bewaken en verkennen. Die laatste taken gebeurde vaak op de fiets.
In oktober had het 21ste regiment schietoefeningen op de Harskamp.
Er heerste een opstandige sfeer bij de mannen. De dienstplichtige soldaten van de compagnie waren het zat. Eindeloze marsen, verveling, de nutteloosheid van de legeroefeningen en de inkrimping van de rantsoenen brachten de manschappen tot wanhoop. Bij de inspectieronde had de jonge luitenant nog wel een poging gedaan om de gemoederen te sussen, maar het hielp niet.
George was als officier ondergebracht in een barak bij de derde compagnie. Het was oktober, druilerig weer. Om half zes in de middag, op 25 oktober 1918, betrad George met enige andere officieren de officiersmess om te eten.
Het eten werd opgediend, maar plotseling ontstond er commotie in de manschappenkantine. De officieren stormden er naar binnen. Voor ze er erg in hadden kwamen de borden en het bestek hen tegemoet. De manschappen schreeuwden: “Troelstra, Troelstra, weg met de regering!” Er was geen kruid tegen gewassen. George en zijn medeofficieren wisten niet hoe snel ze weer naar buiten moesten vluchten. De manschappen kwamen achter hen aan en bleven schreeuwen en gooien. Met getrokken pistool maakten de officieren zich uit de voeten. Achter zich zagen ze vlammen; de kantine en enkele barakken stonden in brand.
Gelukkig vervoegden zich een redelijk aantal regeringsgetrouwe soldaten bij de officieren. Er werden wapens en munitie verstrekt. Helaas hadden de Troelstra mannen deze ook al in hun bezit. Er werd over en weer geschoten. Deserteurs liepen het kamp uit; ook op hen werd geschoten.
George als Tweede Luitenant met het Jagers sabel
George en enkele makkers hielden zich schuil in een greppel, de wapens in de aanslag. De volgende morgen trokken de mannen naar de opstandige troepen en probeerden al schietend het kamp weer in hun bezit te krijgen.
Vele van de opstandelingen gaven zich over of waren al weggevlucht. Tegen de middag was alles weer onder controle. Er was een ravage aangericht in het kamp: voedsel en drankvoorraden waren geplunderd, meerdere barakken in brand gestoken. George haatte dit soort mensen. Altijd weer die rooien!
Dit land gaat er nog eens een keer aan ten onder, dacht de trouwe officier. Alles wat er in Rusland was gebeurd, verafschuwde hij. De Revolutie van 1917 had zoveel ellende veroorzaakt vond hij. Hij moest er niet aan denken wat er met de Van der Helden zou gaan gebeuren, als er in Nederland zo’n communistenbende aan de macht kwam.
George zou zich er met alle middelen tegen gaan verzetten. Aan het eind van de middag werden de officieren en de getrouwen overgebracht naar de kazerne in Amersfoort. De overste kwam hen al tegemoet. “Mannen, ik ben jullie eeuwig dankbaar. Wat jullie gedaan hebben, is een heldendaad! Nu eerst maar eten en uitrusten,” zei de hoogste officier van de kazerne. Na de maaltijd plofte George op zijn bed en viel meteen in slaap.
In november van dat jaar werden de manschappen overgeplaatst naar Den Haag.
Troelstra, aangemoedigd door de opstand in de Harskamp, wilde een socialistische revolutie ontketenen. Er braken rellen en opstanden uit in het land. Troelstra meende dat gelijkheid van de arbeiders alleen bereikt kon worden door middel van een revolutie, naar Russisch voorbeeld.
George als Tweede Luitenant op verkenning
(derde persoon van links)
Oefeningen op de Harskamp. Rechts is 2de luitenant
Van der Held te zien.
George stond met zijn mannen voor de ingang van de Tweede Kamer. Zandzakken moesten hen beschermen tegen de relschoppers. Met karabijn en pistool in de aanslag wachtten zij de opstandelingen op. Er stond een kleine menigte raddraaiers op afstand naar hen te kijken. Ze durfden niet op te stomen, de groep was daarvoor te klein. In het parlement had Troelstra net zijn rede gehouden, waarin hij sprak over op wat voor manier hij de macht van de regering wilde overnemen.
De parlementsleden waren ontsteld, maar vertrouwden op de regeringsgezinde troepen, die buiten de wacht hielden. Troelstra verdween daarna snel van het toneel en de regering behield daardoor haar macht. De volgende dag was er een demonstratie van koningsgezinden, die de militairen steunden.
Princes Juliana en koningin-moeder Emma bezochten de demonstratie en bedankten hen, net als de militairen. Dat had van George niet gehoeven; hij haatte alles wat met het koningshuis te maken had. Maar de ‘rooien’ haatte hij nog veel meer.
De Eerste Wereldoorlog eindigde op 11 november 1918. In december 1919 ging George met groot verlof. Uit waardering voor zijn inzet en trouw aan de regering, werd hij bevorderd tot Eerste Luitenant. Hij kon naar huis. Eindelijk kon de inmiddels weer burger geworden jongeman zijn studie afmaken. George keerde terug naar Amsterdam en ging wonen aan de Boerhaavestraat nummer 74. Zijn hospita heette mevrouw Wielemonk.
De officieren, gehuldigd na het bedwingen van de Troelstra revolutie in 1918
(meest rechts op de foto is George)
Johan George en Anna
Bevorderingscertificaat Eerste Luitenant
De terugkeer in de burgermaatschappij viel hem zwaar. Mensen begrepen hem niet en hij begreep hen niet. George studeerde in eenzaamheid.
Toch ontmoette hij in deze periode zijn geliefde Netty Tjalkens. Netty was de dochter van een hoofdonderwijzer in Amsterdam. De uit Friesland afkomstige familie genoot respect bij zijn vader, Johan George. Ze waren niet onbemiddeld en hielden van etiquette. De ontmoeting was geënsceneerd door beide ouderparen, die elkaar al kenden. George vond Netty prachtig. Wel wat kattig en verwend, maar dat zou wel wennen, dacht hij.
Het stel logeerde, voordat ze naar Indië vertrokken, bij oom Simon, in Villa Yrrac aan de Scheveningseweg. Omdat oom Simon van der Held geen kinderen achterliet bij zijn dood, erfde de familie een aanzienlijk deel van zijn kapitaal.
Tussen 1918 en mei 1920 behaalde George diverse diploma’s: werktuigbouw, elektrotechniek, machinist en suikertechnicus. Hij kreeg de titel werktuigbouwkundig ingenieur.
De jonge Netty
Villa Yrrac Den Haag
Het diploma van de Technische school
Oom Simon
Copyright © All rights reserved Bart van der Held
De inhoud van deze pagina mag niet gereproduceerd of gekopieerd worden, zonder de schriftelijke toestemming van de familie van der Held
COPYRIGHT
Deze website is het geestelijk eigendom van
de Stichting Nederlands-Indië & de Indische Verhalentafel
De inhoud van deze website mag niet gereproduceerd of gekopieerd worden, zonder de schriftelijke toestemming van de Stichting Nederlands-Indië.
Copyright © All rights reserved Stichting Nederlands-Indië
&
De Indische Verhalentafel