Een foto van een Peranakan-huwelijkspaar - Chung Guat Hooi, de dochter van Kapitein Chung Thye Phin en Khoo Soo Beow, de zoon van Khoo Heng Pan, beiden uit Penang -

uit een museum in Penang

Peranakan-Chinezenis de term die gebruikt wordt  om de eerste Chineze in Nusantara (Indische Archipel) die het huidige Singapore, Maleisië, Indonesië ovat, aan te duiden.

 De Peranakan-Chinezen hebben vele Maleise gebruiken overgenomen om te assimilieren in de lokale gemeenschappen.

Peranakan wordt ook gebruikt om Arabische Indonesiërs te beschrijven, maar Chinese Indonesië zijn anders. In het Maleis en Indonesisch betekent het woord peranakan "afstammelingen". De cultuur van de Chinese Indonesiërs is wat meer Chinees dan Maleis.

Baba verwijst naar de mannelijke afstammelingen van de eerste Chinezen in Nusantara en de Nyonyade vrouwelijke. Het woord nyonya (ook gespeld als nonya) kan misschien zijn afgeleid van het Portugese woord dona, dat "vrouw" betekent.

In de 15e eeuw kwamen de eerste Chinezen in de Indische Archipel aan.  Later, aan het einde van de  Ming-dynastie, kwamen nog meer Chinezen die later als Peranakan-Chinezen werden beschouwd. De meerderheid van de Peranakan-Chinezen kwam oorspronkelijk uit de Chinese provincies Fujian en Guangdong. De Peranakan-Chinezen spreken Indonesisch, Maleis, Baba-Maleis en soms Minnanyu. Een groot deel van de Peranakan-Chinezen is  boeddhist. De rest is islamitisch of christen.

Na de onafhankelijkheid van Indonesië en, vanwege de Anti-Chinese rellen , in de decennia erna zijn veel Peranakan-Chinezen Indonesië ontvlucht. Een deel van hen is naar Nederland gekomen. In Singapore hebben de Peranakan zich meer gemengd met Indiërs en Maleiers. Ze spreken Engels en zijn goed vertegenwoordigd in handel en bestuur. Hun cultureel erfgoed is te zien in het Peranakan-museum.

De Peranakan-Chinezen in de wereld hebben eigen verenigingen. Voorbeelden zijn de Peranakan Association of Singapore, de Gunung Sayang Association en de Vriendenkring Lian Yi Hui. 

Peranakan-Chinezen uit Indonesië in Nederland

De eerste Peranakan-Chinezen kwamen in de eerste jaren van de twintigste eeuw naar Nederland om te studeren. Voor de Eerste Wereldoorlog studeerden ongeveer 50 peranakan-studenten in Nederland, en in de jaren 20 en 30 groeide hun aantal tot een jaarlijks gemiddelde van ongeveer 150 personen. Velen volgden een rechtenstudie aan de Universiteit Leiden, maar ook medicijnen in Amsterdam, technische studies in Delft en economie in Rotterdam waren populair.

In 1911 richtten peranakan studenten de Chinese vereniging            Chung-Hwa Hui (CHH)  op, in navolging van Tiong Hoa beweging in Nederlands-Indië en de opkomst van de Kwomintang in China. Kennelijk voelden zij zich niet aangetrokken tot de Indische Vereeniging  die drie jaar daarvoor was opgericht. De CHH zag het als haar taak om de Chinese studenten op te vangen, en om gezelligheid en eventueel financiële en praktische steun te bieden. In elke grote universiteitsstad was een afdeling en er waren diverse subcommissies.

In de periode 1945-1959 vestigde zevenentwintig procent van de Indonesische Peranakan-Chinezen zich in Nederland. In de periode 1960-1969 achtenveertig procent en in de periode 1970-1979 tweeëntwintig procent. Drie procent kwam in de jaren 1980 naar Nederland.

Njonja Majoor-titulair Be Biauw Tjoan (née Tan Ndjiang Nio), prominent lid van de Cabang Atas aristocratie.

Deze foto van Cheang Hong Lim (1841-1893), een zakenman en filantroop uit Singapore, toont ons de doelbewuste uitvoering van de politieke verwantschap van Baba's met het keizerlijke China. Nadat in 1877 het eerste Chinese consulaat van Singapore was opgericht, konden Chinese mannen keizerlijke titels verwerven voor zichzelf en hun voorouders, en rijke Baba's waren de eersten in de rij. Dit portret toont Hong Lim gekleed als een mandarijn van de vierde rang, voorgesteld door de wilde gans op zijn insigne, en draagt bijna alle items van een keizerlijke ambtenaar: canonieke zomerhoed, uitlopende kraag, surcoat met ranginsigne en informeel drakengewaad. Toch onderstreept Hong Lim ook zijn Peranakan banden met de verfrommelde zakdoek in zijn linkerhand - een typisch Zuidoost-Aziatisch accessoire voor mannen. Als u goed kijkt, ziet u dat de zakdoek een machinaal gedrukte kopie is van een Indiase bandhanidoek, vrijwel zeker een Britse import.

De oudere generatie Peranakan-Chinezen in Nederland kenmerkt zich door het hoge opleidingsniveau. Zij kwamen uit families die vóór de onafhankelijkheid van Indonesië rijk waren. Alleen de rijkere Peranakan-Chinezen konden de reis naar Nederland betalen. Meer dan de helft heeft een hogere of universitaire opleiding genoten, terwijl vijfenveertig procent van hen een middelbare opleiding achter de rug heeft. Het percentage mannen met een hogere of universitaire opleiding is met eenenzeventig procent aanzienlijk hoger dan bij de vrouwen (33%). Dit is zeer hoog vergeleken met autochtone Nederlanders. Bij de oudere autochtone Nederlanders heeft een derde van de mannen en ruim de helft van de vrouwen niet meer dan een lagere schoolopleiding gevolgd.

Door de goede opleiding van de oudere Peranakan-Chinezen beheersen ze het Nederlands zeer goed in vergelijking met andere allochtone groepen. Anno 2008 spreekt nog maar veertig procent van de oudere Peranakan-Chinezen een Indonesisch of Chinees dialect.

De Peranakan-Chinezen die in de jaren zeventig naar Nederland kwamen om een studie te volgen, beheersten het Nederlands niet altijd optimaal. Dat kwam omdat zij in hun jeugd geen Nederlands op school leerden.

De eerste en tweede generatie Peranakan-Chinezen in Nederland had veelal een medisch beroep, vooral, tandarts, arts of orthodontist, anderen waren advocaat.

Bron: Wikipedia