Goosen Willem Hendrik Reijs

Goosen Willem Hendrik (mijn vader) wordt op 28 juni 1940 geboren. De tweede voornaam van Goosje is Willem, vernoemd naar de buurman Willem. Hij zal jaren lang de voornaam Flip dragen omdat twee mannen met Goos in huis te verwarrend is. Hieronder het verhaal van mijn vader Goos jr. vanaf de lagere school. Dit is een vervolg op het volledige verhaal van mijn opa dat u door het drukken op onderstaande knop kan lezen.

Na de lagere school gaat Goos naar de Gemeentelijke Technische School op het van Coothplein.

Na deze te hebben afgemaakt gaat hij voor 4 maanden bij Asselbergs & Nachenius als constructieplaatwerker werken.

Na deze tijd werkt hij nog een jaar bij Molenschot weegwerktuigen op de Teteringsedijk, waar hij in de constructie, bascules in elkaar zet.

Hierna, 6 maanden, bij garage Ruttchen op de Vier Sprong, waar hij verantwoordelijk was voor het onderhoud van vrachtwagens en auto's. 

Vervolgens werkte hij voor een half jaar bij Fred Scherink als constructeur en productiecontroleur van wringers en wasmachines op de Speelhuislaan.

   

Inmiddels is het eind jaren '50 en heeft Goos veel baantjes gehad maar ook heel veel geleerd. Goos is druk, ongedurig, zichzelf zien en willen bedruipen (bijna net zoals zijn broer Karel). In die tijd werd dit als een druk kind bestempeld maar vandaag de dag zou men dat ADHD noemen, een diagnose die toen nog niet bestond. Dit begon eigenlijk al in het kamp waar hij constant de hort op was, in het kamp heeft hij dingen gezien die niet voor kinderogen zijn bestemd. Eind jaren ’50 woonde zijn broer Karel inmiddels in Vlissingen en Goos ging gerust op de fiets naar hem toe, zijn energie wegtrappen en wat nog meer.

     

Eind 1959 gaat Goos in Dienst bij het regiment de Huzaren van Sytzama te Amersfoort (Tankcorps). Na 2 maanden vroeg men vrijwilligers bij de korps commando troepen, waar hij zich voor heeft aangemeld. Hij kwam als enigste van de 80 gegadigden terecht in Roosendaal. Na 2 maanden werd hij hieruit ontslagen i.v.m. een achillespees ontsteking. Hierna kwam Goos terecht bij de Garde Grenadiers toen nog op de Oranje Kazerne in Schaarsbergen bij Arnhem, dit was het ‘elitekorps’ van de landmacht. Hiervoor werden vaak langere mannen geselecteerd, en daar stond Goos dan tussen met zijn 1m72. De Garde Grenadiers waren te herkennen aan hun ‘Kolbak’, dit is een grote hoge hoed gemaakt van berenvel, (zoals men ook bij de wachters van Koningin Elisabeth van het Verenigd Koninkrijk ziet). Zijn functie was chauffeur/monteur van zware voertuigen. Goos reed deze voertuigen, zowel op het militair terrein alsook daarbuiten, zonder dat hij in het bezit was van een groot rijbewijs. Van zijn overste kreeg hij een handboek uitgereikt, waarvoor hij 3 maanden de tijd kreeg om het te lezen en leren, om daarna examen te doen. Hierna kreeg hij zijn militair rijbewijs met alle stempels erin.  In deze periode kocht Goos ook een brommertje om op bezoek te kunnen gaan bij Tante Alie die in Apeldoorn woonde.

Toen de vraag kwam naar vrijwilligers voor de oorlog in Nieuw-Guinea was Goos hier wel voor te vinden, zeker met en door zijn achtergrond (tropenervaring) werd hij geselecteerd. Hij kwam voor 3 weken op de kazerne in Arnhem terecht om zich voor te bereiden voor vertrek. Met 6 man uit zijn groep vertrokken ze met een KLM- toestel als burger naar Biak, voor men werd overgeplaatst naar Fak-Fak. Deze laatste plaats was alleen te bereiken per boot of per watervliegtuig, Beaver geheten. Hier is Goos 1 jaar gelegerd geweest als chauffeur/monteur. Eind 1961 kwam hij terug om zijn militaire goederen in te leveren op de kazerne in Doorn.

Terug in Nederland vond hij al snel een baan bij de Renault garage Otten op de Beverweg, waar hij een jaar als autoplaatwerker werkte. Aangezien hij ook met zijn ouders op de Beverweg woonde was dit zowat om de hoek. In deze periode leerde hij Christa kennen die om de andere hoek woonde in de Ignatius straat.

In 1963 ging Goos voor een jaar bij Anton Vriens, BMW garage werken in de Spoorstraat.

Toen kwam hij terecht bij Vespa dealer Ad Maassen op de Wilhelmina singel als monteur van Vespa, Solex en Jawa. Toen hij 3 weken verlof vroeg, om met zijn ouders op vakantie naar Spanje te gaan, en dit door zijn baas werd geweigerd, melde zijn vader Goos sr. zijn baas, dat hij hem als ontslagen mocht beschouwen. Echter zou Vespa, veel later, nog een belangrijke rol in zijn leven spelen.

Hierna ging hij weer een jaartje terug naar Molenschot weegwerktuigen waar hij vertegenwoordiger werd van de Belgische provincies Antwerpen en Limburg.

Hierna gaat hij toch maar weer terug naar de garagewereld en wel bij Tichelaar Ford garage als autoplaatwerker. In deze periode trouwt hij ook in december 1964 met Christa en woont tijdelijk samen met haar bij zijn ouders op de Beverweg en gaat opzoek naar eigen woonruimte.

In 1965 vinden ze woonruimte op een bovenwoning in de Prins Willem III laan waar in juni hun 1ste dochter wordt geboren en veranderde Goos ook weer van baan. Hij komt terecht op het militaire complex in Dongen, 569TD ofwel REMI geheten, gedurende 6,5 jaar als plaatwerker van zware voertuigen. Hier volgt hij ook 3 cursussen m.b.t. het lassen van allerlei metalen. In 1967 wordt een 2de dochter geboren op de kleine bovenwoning, en in 1969 nog een 3de dochter. Wegens zijn slechte gehoor wordt hij afgekeurd en komt dan voor het eerst van zijn leven voor een half jaar zonder werk thuis te zitten. Het gezin woonde inmiddels in hun nieuwe koopwoning in Dorst.

Na dit half jaar kwam er een post vrij op de KMA in Breda waar hij 1½ jaar als studiebegeleider lasinstructeur is geweest en volgt daarbij ook nog een studie werkbouwkundig tekenaar. Hierna rijdt hij met een busje rond in Zeeland en Brabant om militaire complexen te controleren op lasdichtheid maar dat vele reizen onderweg lag hem niet.

Goos komt dan hierna ook terecht als rijksambtenaar op de Trip van Zoutlandkazerne op de administratie van het munitiedepot ‘Compi’ en bunkeropslag. Hij beëindigd vanaf eind jaren ’70 zijn loopbaan op diezelfde kazerne, op de Centrale Werkplaats Instructiemiddelen, waar men lesmateriaal voor defensie maakte. Hij was hij actief als administratief medewerker, in het magazijn bij de in- en verkoop en waar hij de personeelsadministratie bijhield.

Aangezien Goos een vrijgevochten persoon is, is hij in 1982 voor het eerst alleen teruggegaan naar zijn geboorteland. Het was niet meer het Indonesië dat hij had achtergelaten en in de afgelopen 30 jaren was het land veel veranderd. In 1985 gaat hij voor een 2de keer terug en in 1990 voor de derde keer maar dan gaat ook Christa mee. Op deze reizen heeft hij zowel zijn geboortehuis op Java terug kunnen vinden, als de woningen op Sumatra waar ze gehuisvest waren.

Net na het overlijden van zijn moeder Chrisje en nadat, ik als laatste dochter, het huis had verlaten staken problemen de kop op. Vader Goos was al 4 jaar eerder overleden maar, aangezien de 2 mannen elkaar niet echt lagen, was dit verlies minder zwaar voor Goos.

Zijn steun en toeverlaat, zijn vaste basis, steunpilaar, de moederkloek was er niet meer. Zijn moeder die vanaf zijn geboorte over hem had gewaakt, zijn leven en dat van zijn broers en zus had beschermd viel weg. Zoals zijn zus erg naar haar vader trok zo dicht stond Goos bij zijn moeder.

Als er problemen waren dan lag dat aan alles en iedereen maar niet aan Goos zelf. Hij kwam ‘overspannen’ thuis en belandde in de ziektewet. Vanwege zijn jeugd vermoedde men al snel dat er onverwerkte oorlogstrauma’s aanwezig konden zijn. Gedurende 1 jaar ging hij per trein elke woensdag naar Oegstgeest waar hij in therapie ging om met lotgenoten te praten over ieders ervaring in hun kinderperiode. De bedoeling was eigenlijk dat hij 2 jaar therapie zou volgen, maar na een jaar werd het duidelijk dat er verder niet door hem heen te prikken viel en voor Goos was alles gezegd. Waar de therapeuten misschien vonden dat er geen optimaal succes was  geboekt vond ik dat mijn vader na dat jaar wel veranderd was. Hij was milder geworden, toegankelijker en meer open voor sommige zake. Misschien had het niet  voor de volle 100% geholpen maar, zag ik wel een verandering, en kon hij verder met zijn leven. Hij stopte op zijn 53ste officieel met werken en had recht op een Uitkering Burger-Oorlogsslachtoffers.

Nu was het tijd om iets te vinden als dagindeling en omhanden te hebben. Drie jaar eerder, rond zijn 50ste verjaardag had hij een Vespa gekocht. De Vespa was aan een opknapbeurt toe. Hij deed dit helemaal zelf, van uitdeuken tot schuren hij zorgde dat de Vespa weer helemaal gerestaureerd en berijdbaar was. Tijdens de zomervakanties, als hij samen met mijn moeder, Frankrijk doorkruiste in zijn camperbusje reed de Vespa achterop het busje mee.  Hij kocht er nog een, een iets zwaarder model en daarna nog een. Hij vond het heerlijk en genoot ervan om, op te knappen en te restaureren. Eind jaren ’90 kocht hij een 2de woning in Frankrijk (waar ik, zijn jongste dochter, inmiddels gevestigd was) en al zijn Vespa’s verhuisde mee. In Nederland stonden er Vespa’s in de gang, de slaapkamer, de keuken, de serre en overal waar er een plaatsje vrij was, zodat mijn moeder de benzine en olieluchten, die in huis rond hing inmiddels wel beu was.

Goos opende zijn Vespamuseum in Frankrijk in 2001 waar inmiddels ruim 50 Vespa's tentoongesteld zijn en hij nog dagelijks van geniet.

Christel Kuijsters, Juni 2022


Goos (toen ging hij nog onder de naam Flip) op de St Jozef school

Goos sr als badmeester in het EI

Goos op de kermis met geweer met links van hem Adrie en Corrij Dusseljee

Lekker sleutelen aan een Vespa

Lekker koken met moeder in het kleine keukentje aan de Beverweg

Schoolfoto van Goos op 15 of 16 jarige leeftijd

Goos  in Nieuw-Guinea

Goos met een opknappertje
Goos met een opknappertje
Het Vespa Museum in Auzon
Het Vespa Museum in Auzon
Het Museum
Het Museum
Het Museum
Het Museum
Het Museum
Het Museum