Mijn vader Levie Salomon de Jong (ca 1918)

Geboorteregistratie van Levie Salomon de Jong

Huwelijks-Akte van Truus en Salomon Zwarenstein 4 juli 1912 in Strijen

Mijn moeder Maria Albertina Swensen

(ca 1918)

Oma Lim A Kang (midden)

met twee vriendinnen

Toko Spiegel voor en na de renovatie. Het is nu een eetgelegenheid...

Louis en Tientje (1934)

vader Louis, moeder Tientje en mijn broer Sam

Oma Lim A Kang (rechts)

met Ina in de voorgalerij


Voorwoord van Tilly van Coevorden

Mijn vader Salomon Jacob van Coevorden, zaliger, was een familie mens. Familie was zijn alles en ik weet zeker dat als hij nu zou weten dat ik middels research de verhalen  van de Nederlands-Indische familie aan het uitpluizen ben geweest  hij heel erg ontroerd zou zijn.

De nazi’s hebben er voor gezorgd dat het grootste deel van zijn familie in de Tweede Wereld Oorlog is uitgemoord en die paar familieleden die er nog over waren, waren dan ook zijn alles.

Dit verhaal begint dan ook bij mijn overgrootouders van vaders kant, Salomon de Jong geboren in Naaldwijk op 24 april 1848 en Rachel Cats geboren in Gouda op 6 april 1846. Salomon en Rachel, ook wel "Ragel" genoemd, waren beiden van Joodse afkomst. In die tijd waren grote gezinnen heel normaal dus zo ook bij Salomon en Rachel.

Het gezin telde tien kinderen te weten:

Annetta (1873–1943), Sara (1875–1879), Izaak (1877–1879), Sara (1879–1942), Izaak Salomon (1881-1943), Mietje (1883-1967), Truida (1885-1943), Levie Salomon (1888 –1976), Sophia (1889-1943) en Jacob (1891–1918).

Van de 10 kinderen zijn, buiten de drie kinderen die vér voor de Tweede Wereldoorlog waren overleden, vijf kinderen in concentratiekampen vermoord waaronder mijn oma Sophia de Jong (op 2 mei 1912 trouwde ze met mijn opa Ruben Salomon van Coevorden), die in Gouda was geboren op 23 juni 1889 en dus 54 jaar was toen ze in Sobibor werd vermoord. Haar 6 jaar jongere zusje Mietje (geboren in 1883) trouwde met een Portugese man, genaamd Semtob Joshua Sequerra, en ze verhuisden in 1939 naar Portugal en vervolgens naar Rio de Janeiro in Brazilië waar zij tot haar dood in 1967 woonde.

Het verhaal hieronder gaat over de 1 jaar oudere broer van mijn oma, Levie Salomon (Louis genaamd). Het is dan ook met heel veel genoegen dat ik u voorstel aan mijn achternicht Gerry van Zijll Langhout - de Jong, de dochter van Louis en mijn band met Nederlands-Indië.


Gerry vertelt:

Mijn vader Levie Salomon de Jong is op 9 januari 1888 geboren in Gouda.

Zijn ouders Salomon de Jong, vleeshouwer van beroep (geb. 24 april 1848 in Naaldwijk) en Rachel Cats (geb. 6 april 1846 in Gouda) hadden 10 kinderen, 6 meisjes en 4 jongens.

Zusje Annetta was de oudste en werd geboren in 1873, dan volgde Sara in 1875 die helaas op 4 jarige leeftijd overleed. Hierna werd de eerste zoon geboren in 1877 die de naam Izaak kreeg.

Izaak overleed net als Sara op de zeer jonge leeftijd van 2 jaar. Een doodsoorzaak van de twee jong overleden kinderen is niet bekend.

In 1879 werd er weer een dochter geboren die, waarschijnlijk vernoemd naar het overleden kindje, Sara genoemd werd en gevolgd door een zoon in 1881 die dan weer de naam Izaak Salomon kreeg.

In 1883 volgde nog een dochter met de naam Mietje (roepnaam Mimi), in 1885 Truida (roepnaam Truus), in 1888 mijn vader Levie Salomon, met als roepnaam Louis in 1889 Sophia (de oma van Tilly) met als roepnaam Fietje en als hekkensluiter in 1891 Jacob Salomon.

Toen mijn vader bijna 7 jaar oud was, op 13 augustus 1894, stierf zijn vader Salomon de Jong op 46 jarige leeftijd aan een hartinfarct. Zes jaar later brak er brand uit waarbij het huis van de buren werd verwoest en mijn oma Rachel de Jong de schuld van kreeg. Waarschijnlijk heeft oma dit zich zo aangetrokken dat dit invloed op haar gezondheid heeft gehad.

In 1901, toen mijn vader 13 jaar was, kwam ook zijn moeder Rachel te overlijden. 

Het was de oudste zuster van vader, de 15 jaar oudere Annetta, die al in 1897 getrouwd was met de 16 jaar oudere Salomon Seijffers, die de verzorging en verdere opvoeding van mijn vader op zich nam.


Rond de leeftijd van 29 jaar, dit moet rond het jaartal 1917 zijn geweest,  besloot mijn vader om naar Australië te emigreren. Het is zeer waarschijnlijk dat mijn vader Nederland wilde verlaten omdat aan de ene kant de economie stagneerde en banen heel moeilijk te krijgen waren en aan de andere kant het ontdekken van de wijde wereld heel aanlokkelijk voor hem was.

Vanwege de lange reis naar Australië besloot mijn vader op zijn weg daar naar toe eerst zijn 3 jaar oudere zus Truus in Nederlands-Indië te gaan bezoeken.

Truus trouwde op 4 juli 1912 in Strijen met de 1 jaar jongere Salomon Zwarenstein (geb. 10 oktober 1886 te Strijen). Salomon was onderwijzer en kreeg kort na hun huwelijk een zeer goede baan aangeboden in Nederlands-Indië. Het jonge paar besloot dan ook zich in Toeban te gaan vestigen.

Toeban (Tuban) is een stad gelegen aan de noordkust van Java ongeveer 100 km ten westen van Soerabaja, de hoofdstad van Oost-Java.

Een jaar na het huwelijk werd op 16 februari 1913 in Toeban een eerste kindje geboren, een zoon, die de naam Hartog (Henk) kreeg. Verder kregen Truus en Salomon nog twee kinderen die beiden in Bandung, West Java geboren zijn Elisabeth Rachel (02.07.1914) en Paul Louis (30.06.1919).

Een aantal jaren voor de Tweede Wereld Oorlog uitbrak ging het gezin Zwarenstein naar Nederland, vermoedelijk op pensioen. Toen de oorlog uitbrak heeft het gezin geprobeerd om nog met een boot terug naar Nederlands-Indië te varen maar toen ze in de haven aankwamen bleek het schip al vertrokken te zijn. Truus en Salomon zijn wat later gedeporteerd en in 1942/1943 in Auschwitz vermoord.

Henk de eerste zoon was getrouwd met Gonda Donker, een Christelijke vrouw, waardoor Henk niet opgepakt werd en naar een kamp gestuurd. Henk en zijn gezin vertrokken rond 1950 naar Amerika waar nog een zoon geboren werd. Helaas hield het huwelijk geen stand. Het gezin bleef in Amerika en Henk trouwde later met Sally (helaas weet ik haar achternaam niet meer).

Door een noodlottig ongeval met een auto stierf hij in 1976. Rachel die getrouwd was met een Rooms-Katholieke man, Jansen genaamd bleef het kamp ook bespaard. Paul heeft wel in een kamp gezeten en dit overleefd. Paul is na de oorlog naar Nieuw-Zeeland geemigreerd waar hij zijn achternaam heeft veranderd en verder door het leven ging als Paul Warren.

Louis reisde per schip, waarvan helaas de naam en datum niet bekend zijn, vermoedelijk rond 1917 naar Nederlands-Indië . Eenmaal ter plaatse vond Louis het daar heerlijk en had het erg naar zijn zin. Het was makkelijk voor hem om daar aan een baan te komen en de lonen lagen ook veel hoger dan in Nederland. Zijn eerste baan was bij de Zout Regie. Voor deze baan moest hij veel door Java Reizen, dit was meestal te paard.



Na hier gewerkt te hebben kreeg hij een baan bij een drukkerij. De Drukkerij met de naam G. Kolff & Co was gevestigd in Weltevreden een voorstad van Batavia. 



In 1920 leerde hij mijn moeder (Tien) kennen in Batavia.

Maria Albertina Swensen (roepnaam Tien of Tientje) is geboren op 3 oktober 1895 in Manggar Billiton. Haar ouders waren Johannes Christiaan Swensen geboren op 1 juni 1848 in Tjeringin, Bantam, West-Java en haar Chinese moeder Lim A Kang geboren in Billiton op 31 maart 1868. Het gezin Swensen telde 6 kinderen, 3 meisjes en 3 jongens,  waarbij mijn moeder het derde kind was.

Manggar is een stad in de provincie Bangka-Billiton nu Belitung. De stad werd in de 19e eeuw gesticht om tin te ontginnen. In 1863 werd een tinmijn opgericht op de rechteroever van de Manggar-rivier en in 1866 werd het district omgedoopt tot Manggar-district. In 1871 werd Manggar opengesteld voor de immigratie van buitenlandse oriëntaalse arbeiders.


Mijn ouders trouwden op 13 oktober 1921 in Batavia, West Java. Vader was toen 33 en moeder 26 jaar. Hun huwelijk was een gelukkige, liefdevolle harmonie die uiteindelijk 54 jaar stand zou houden.

Het jonge stel woonde in Batavia waar ook het eerste kindje, een zoon, op 2 februari 1922 geboren werd. Hij kreeg de naam Salomo, roepnaam Sam, vernoemd naar zijn opa Salomon de Jong.

Rond 1923 verhuisde het gezin naar Jogjakarta waar hun 3 dochters Frieda, Roza en ik (Gerda) geboren werden.

Mijn vader werkte bij Toko Spiegel en toen ze later naar Semarang op Midden-Java verhuisden met het gezin kocht vader in december 1936 deze toen al zeer bekende winkel.

Het gebouw van H. Spiegel is nu een monumentaal pand uit de koloniale tijd en is gelegen op Jl. Luitenant-generaal Soeprapto nr. 34, Kota Tua, Semarang. Voorheen bekend als de NV Winkel Maatschappij Shop "H Spiegel". De winkel verkocht werkelijk alles, van kleding van bekende merken tot woondecoraties zoals Amerikaanse olielampen.

Het bedrijf werd voor het eerst gebouwd in 1895 door een Oostenrijks-Hongaarse zakenman van joodse afkomst, namelijk Moritz Moses Addler (1854-1927), Herman Spiegel (overleden 1911) en Ignacz Back (1873-1955). Ze richtten niet alleen de Spiegel-winkel op, ze bouwden ook Adler Stores (Kutaraja, Padang en Surabaya), Louvre Stores (Makassar, Surabaya). Al snel werd de heer H. Spiegel benoemd tot manager van dit bedrijf en werd hij binnen vijf jaar eigenaar. In 1908 werd het bedrijf een naamloze vennootschap. Na het einde van de leiding van Nederlands-Indië verplaatste dit gebouw zich steeds meer van zijn oorspronkelijke functie. Het deed zelfs enige tijd dienst als magazijn en verviel vervolgens in verwaarloosde en onverzorgde omstandigheden. Pas op 8 juni 2015, na een lange restauratieperiode, werd dit pand de Spiegel Bar & Bistro. Zijn functie veranderde van een gemakswinkel, vervolgens naar een magazijn, en is nu een hippe eetgelegenheid.(bron wikipedia).

Wij hadden een gelukkige en onbezorgde jeugd.


Toen de oorlog uitbrak zat mijn broer Sam op de universiteit in Batavia, maar ging na het uitbreken van de oorlog in Nederland in het leger. Hij was vaandrig en vervolgens 2e Luitenant. Toen hij het leger verliet had hij de rang van luitenant-kolonel bereikt.

Na de capitualtie van Indië werd hij als POW naar Flores gebracht om daar vliegvelden aan te leggen.

Uit research door Tilly hebben we kunnen uitvinden dat hij waarschijnlijk in het kamp Maoemere is geweest. Dit kamp diende in de periode van 10 mei 1943 tot 12 september 1944 als krijgsgevangenenkamp. De geinterneerden die in staat waren om te werken werden tussen 1943-1944 in ploegen van 500 man dagelijks ingezet om aan de aanleg van het vliegveld (Maoemere-Oost) te werken.

De opheffing van het kamp startte al in augustus 1944 maar aangezien er niet genoeg transportschepen waren werd Sam met de laatste lichting van 20 man pas op 12 september 1944 naar Batavia teruggebracht. In januari 1945 werd hij naar Singapore gebracht en in februari van dat jaar naar Saigon. Hij is net op het nippertje aan een torpedering ontsnapt, want twee andere schepen die op weg waren naar Saigon zijn wel getorpedeerd en daarbij zijn alle passagiers  omgekomen.

Op 9 april 1945 werd de trein waarin Sam vervoerd werd gebombardeerd. Hij sliep in één van de 3 voorste goederenwagons en kon niet meer vluchten. Hij is de enige van alle gevangenen in die 3 wagons, die het overleefd heeft. Een scherf die hij daarbij in zijn arm opliep moest 2 maanden later operatief verwijderd worden. Dr Marien die met Sam samen in het kamp zat heeft hem met het geven van injecties van de dood door malaria weten te redden.

Hierna heeft hij nog een tijd door Indo-China (Vietnam) gezworven waar ze vaak werden gemitrailleerd. Nadat de wapenstilstand werd gesloten is hij naar Saigon teruggebracht. Sam’s herrinneringen van deze tijd zijn vooral stervensuren.

Twee maanden na de bezetting door de Japanners werd ook mijn vader in een kamp geinterneerd in Semarang. Daarna werd hij overgeplaatst naar een kamp in Oost Java, Kesilir genaamd.


De landbouwkolonie Kesilir, zoals het ook genoemd werd, lag aan de zuidkust, bijna op de meest oostelijke punt van Java. De gehele kolonie lag verspreid over ca 40 km2 en was geheel omgeven door prikkeldraad. Het kamp was ondergebracht in zelfgemaakte barakken en hutten. Het was de bedoeling van de Japanse bezetter om hier een grote zelfvoorzienende landbouwkolonie voor 70.000 personen te maken. Hier hebben ongeveer 3000 mannen 15 maanden aan gewerkt. Het project mislukte door gebrek aan landbouwervaring en landbouw-werktuigen. Er werden mais, sojabonen, groene erwten en andere groenten verbouwd.

In Kesilir mochten mijn moeder, mijn zussen en ik, gedurende de eerste 5 maanden dat hij daar verbleef hem elke 8e van de maand komen opzoeken. Hierna werden wij dit verboden. Na de tijd in Kesilir is vader nog in een kamp in Bandoeng geweest.

Mijn moeder, mijn zussen en ik werden in het kamp Lampersari in Semarang geinterneerd.

Het Lampersari kamp in Semarang bestond uit een groot aantal kamponghuisjes en een school. Het was gelegen aan weerskanten van de Lampersariweg in het oosten van Semarang. Deze straat wordt ook vermeld op de stadskaart van Semarang in de Stedenatlas van Nederlands-Indië.

Toen wij rond de 20e augustus 1945 het kamp mochten verlaten werden we door een vriendin van mijn moeder opgevangen en mochten we daar logeren, hetgeen we erg fijn vonden.  Aangezien net voor onze vrijlating  op 17 augustus 1945,  de Indonesische onafhankelijkheid, eenzijdig door Soekarno, was uitgeroepen brak de periode aan die de Bersiap wordt genoemd.

Dit was een tijd waar Indonesische pemoeda’s (vrijheidstrijders) streden voor onafhankelijkheid. Zij reageerden hun woede en frustratie af op een ieder die Nederlands of Nederlands gezind was. Aangezien de meeste totoks (witte Nederlanders) op dat moment nog in kampen zaten, werd de agressie en het geweld ook op de gemengde Indische groep gericht.


Het is dan ook onbegrijpelijk dat na drie dagen bij de vriendin van mijn moeder te hebben gewoond er door de Indonesiërs gezegd werd dat wij, uit het kamp, aan de bamboe roentjing (grote bamboespeer) geregen zouden worden.  Hierna zijn we op verzoek van onze gastvrouw, wier man ernstig ziek was, naar het kamp teruggegaan

We kregen al snel bericht dat vader in het ziekenhuis in Bandoeng was. Wij gingen er meteen met een vliegtuig heen. Vader was mentaal erg getroffen door het nieuws dat bijna zijn hele familie in Europa was vermoord door de Nazi's. Fysiek was hij zelf gelukkig wel aan de beterende hand.

Op 11 februari 1949 gingen vader, moeder, Roos en ik met het ms Johan van Oldenbarnevelt van de SMN  (Stoomvaart Maatschappij  Nederland), naar Nederland en kwamen op 7 maart 1949 in Amsterdam aan.

Eenmaal aangekomen in Nederland werden we ondergebracht in een zogenaamd contractpension in Noordwijk, Huize de Luwte genoemd. Aanvankelijk was dit een vakantie en herstellingsoord voor kinderen. Na hier een tijdje te zijn geweest zijn we verhuisd naar een pension in Scheveningen waarvan ik de naam helaas niet meer weet.

Het was zeker niet altijd even gemakkelijk, we waren de tropen gewend en moesten ons gedwongen aanpassen aan de Nederlandse (eet)cultuur en ook natuurlijk de temperatuur. Het besef dat we uit de verschrikkingen van de Japanse bezetting en de daarop volgende Bersiap er met z’n allen levend zijn uitgekomen, in tegenstelling tot onze Nederlandse familie, gaf ons de moed om verder te gaan.

Ik herinner mij een aantal dingen nog heel goed zoals het uitje naar de bioscoop met Sally en Fiet van Coevorden kort na onze aankomst in Nederland. Endaarna  ons eerste feestje waar wij na onze repatriëring naar Nederland naar toe zijn gegaan en dat was het huwelijk op 28 augustus 1949 van Tilly's ouders Sally en Fiet van Coevorden - Spiero. Ook de logeer partij van Roos en mij in Lissabon bij onze liefdevolle maar strenge tante Mimi was heel erg leuk en bijzonder.


Frieda was al in Indië getrouwd met Cor Volker en zij zijn in juni 1949 naar Nederland gerepatrieerd. Uit dit huwelijk zijn twee dochters geboren Louise Marianne en Margot Renee.

Sam was verloofd met Nicky Baretta en zij zijn later in Nederland getrouwd. Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren Thomas Pieter en Albertina Paula.

Mijn zusje Roza trouwde met Frans Hoebert en dit huwelijk is helaas kinderloos gebleven.

Op 19 januari 1957 trouwde ik met Wout van Zijll Langhout en wij kregen samen drie kinderen, Henk Louis die mij met dit verhaal geholpen heeft, Bart Willem en Margo Tine Jean.

Eenmaal in Nederland zochten we contact met het kleine restje aan familie wat er nog na de oorlog was overgebleven. Dit waren onder andere de Braziliaanse familie en de afstammelingen van Tante Mimi (Mietje de Jong) zijnde Chua en Sally de Jong Sequerra,  Johnny en Sally van Coevorden (Tilly's vader en oom de enige, uit de oorlog terug gekomen, zoons van Sophia de Jong en hun afstammelingen) en Henk, Rachel en Paul, de kinderen van Truus en Sam Zwarenstein. We zijn dit contact altijd blijven koesteren en van de weinige familieleden, die er nu nog over zijn koesteren we elk contact nog steeds..

Op 19 november 1976 overleed mijn vader in Den Haag op 88 jarige leeftijd en 13 jaar later mijn moeder op 29 april 1989 op 93 jarige leeftijd. De tijd dat mijn vader in Nederland woonde was hij tot aan zijn pensionering werkzaam als ambtenaar bij de Gemeente Den Haag.

In 1988 zijn mijn, inmiddels overleden man, Wout en mijn oudste zoon Henk en ik terug naar Indonesië geweest. De geuren, geluiden en waarnemingen geven een sterk tempo doeloe moederland gevoel maar in Nederland waar je je geluk en de liefde vond en waar je kinderen geboren zijn en zijn opgegroeid is toch ook MIJN vaderland.

Gerrie van Zijll Langhout-De Jong, oktober 2020

 

vlnr: Sam, Tientje,

Zittend: Louis met Gerda op schoot Roos en achter Roos, Frieda (1929)

vlnr: Gerda, Frieda,

Louis en Roza

zittend: Tientje de Jong

1939

vader en Sam in 1939

vader en moeder in 1948

deze foto werd vermoedelijk

gemaakt voor mijn oma die in

Indië achter bleef.


vader, ikzelf, moeder en , Roos bij aankomst in zeer koud Nederland (maart 1949)

Tilly's opa Ruben Salomon van Coevorden

en oma Sophie van Coevorden - de Jong

Chua, Tante Mimi, Oom Semtob en Sally de Jong Sequerra
Chua, Tante Mimi, Oom Semtob en Sally de Jong Sequerra
Amsterdam - 21 december 1935 - Bar Mitsva van Chua Sequerra
Amsterdam - 21 december 1935 - Bar Mitsva van Chua Sequerra
Sam de Jong en Nicky Beretta, 3-1-1951
Sam de Jong en Nicky Beretta, 3-1-1951

vlnr: Vilma, Chua, zijn vrouw Judy, Paul Warren, zijn vrouw Iris, Gerry, Roos

Sally van Coevorden, zijn vrouw Fiet, Frans de man van Roos

voor:  Claudia, Helen en Wout  augustus 1998

De drie zusjes (vlnr: Gerry, Frieda en Roos)

Dit ben ik met de enige twee overlevende zoons van Sophia de Jong en Ruben van Coevorden.

Links: Johnny de Jong - van Coevorden (hij nam in ere van zijn moeder de naam de Jong aan)

Rechts: Salomon (Sally) van Coevorden, de vader van mijn achternicht Tilly